Via Face-time heb ik voor de laatste keer contact met mijn zus. Een ietwat opgedrongen situatie, niet fijn, maar we dachten dat we dan toch wel even konden praten. Maar wederom lukte dat niet en verwerd het in verwijten over en weer, de één die dan maar de mond dicht hield en de ander die de frustraties daarover nog even moest inwrijven. Een ongezonde relatie.

En dat was de laatste keer.... Ze nam afscheid van me. Ze wilde niet meer. Geen spanningen, geen ruzies, geen hoogoplopende discussies meer.

En ik begreep het. Het deed zeer maar ik snapte het, dacht ik. 

 

In dit blog, ga ik mezelf niet sparen. Ik ga het niet mooier maken dan het is. En ik ga niemand in een beerput trekken. Maar nu ik de diagnose eindelijk heb, ik eindelijk begrijp wat er bij mij aan ten grondslag heeft gelegen, kan ik er niet meer omheen. De relatie met mijn zus, is doorspekt van onbegrip, frustratie, machteloosheid en uiteindelijk veel verdriet en woede. 

 

Mijn zus is 1 jaar en 11 maanden ouder dan ik. Zij als oudste geboren, ik als jongste. We zijn met z'n tweeën. Zij en ik. Water en vuur. Zo verschillend als dag en nacht. Dat kan in een gezin juist een kracht zijn; je vult elkaar aan, je stimuleert de ander, je daagt elkaar uit en zo leer je. Tussen haar en mij, was het niks van dat al. De onenigheid en de verschillen zorgden juist voor verwijdering en onbegrip. Vandaar uit vloeide desinteresse en jaloezie.

Of het écht jaloezie was, weet ik niet. Maar van mij uit voelde het zo. Ik voelde me anders dan het gezin en de familie. Ik kon er de vinger niet op leggen. Ik wist alleen dat ik met oneindig veel frustratie keek, hoe ik er zó niet bij hoorde.

Dit moet ik wel in de juiste context plaatsen, ik hóórde er misschien wel bij, maar ik vóelde me er niet bij horen. Ik was anders. Dát voelde ik wel. Ik kon er niet de vinger op leggen, zei het wel eens dat ik me anders voelde, maar kon er niks mee. 

 

We zijn samen opgegroeid bij onze ouders. We hadden allebei een warm nest. Er waren tussen onze ouders nooit ruzies en naar ons toe, werd er zoveel mogelijk in de minne opgelost.

Ik begrijp dat het beslissingen waren, die voortvloeiden vanuit hún jeugd en opvoeding. Ze wilden uiteraard niet dezelfde fouten maken die hun ouders hadden gemaakt. Zo gebeurt het natuurlijk veel vaker. Ook onze ouders hechtten daar belang aan. Geen verkeerde invalshoek en prijzenswaardig dat het hen ook zoveel mogelijk lukte! 

Ze wilden ook erg graag hun beide dochters, vanuit de opvoeding en het gezin, hetzelfde meegeven. Nooit zouden onze ouders de één wel iets geven en de ander niet. Ik een snoepje? Dan mijn zus ook, en andersom. Mijn zus een nieuwe trui? Dan kreeg ik ook een kledingstuk wat ik nodig had of mooi vond. Zo deelden ze alles tussen mijn zus en mij. Veel respect hiervoor. We kwamen beiden dan ook nooit wat te kort. 

In mijn nadeel werkte wel, dat ook de muzieklessen bv gedeeld werden. Mijn zus is de oudste, dus die ging als eerste op muziekles, blokfluit en noten leren. Daarna mocht ze een instrument kiezen. Voor mij gold hetzelfde. Ook ik ben met blokfluitles en noten leren lezen begonnen. Mijn zus heeft vanaf het eerst moment enorm veel levensvreugde uit de muziek gehaald. Ze kon het ook erg goed. En in plaats van dat ik trots was, kon ik het niet hebben :-( Ik was boos. Ik was gefrustreerd. Want mij lukte het niet. Ik vond muziekles vreselijk, en ik had er (buiten de leuke momenten van bv vierhandig met mijn zus pianospelen) alleen maar ellende mee. Uiteindelijk heb ik zelfs de pianotoetsen letterlijk kapot geslagen :-( De pianostemmer moest er aan te pas komen. 

En zo ging het exact ook met de middelbare school en de vervolgopleidingen. Ik had er zoveel meer moeite mee. Alleen liet ik al mijn struggles niet blijken, want ik vond het verschrikkelijk dat ik minder was. Dat ik niet zo goed was, dat ik geen hogere stroming aan kon en dat ik zelfs met HAVO problemen had. Al zeiden mijn ouders dat het niet uitmaakte, dat ze trots waren op hoe ik mijn best deed, het voelde zo verkeerd. Ik wilde ook. Ik wilde ook vrienden. Ik wilde ook populair zijn. Ik wilde alles wat mijn zus kon. Ik keek huizenhoog tegen haar op. En dat kwam dus onze relatie niet ten goede. En dan is dat laatste nog zacht uitgedrukt. Ik heb daarmee onze relatie onder spanning gezet. Hoogspanning. 

Toen ik de kans kreeg om uit huis te gaan... heb ik die kans met beide handen aangegrepen. Weg uit de beklemmende sfeer van meer willen wat niet gaat. Weg bij mijn zus, die me onbewust steeds deed herinneren aan alles waar ik tegen vocht. Ik loste er uiteindelijk niets mee op, maar dat besefte ik niet. Niet op dat moment. 

Iedere keer dat mijn zus en ik elkaar zagen, kreeg ik het voor elkaar om ruzie te maken. Ik werd door haar geconfronteerd met mijn tekortkomingen. Met wat ik níet kon, wat in de familie toch heel gewoon was: Leren, studeren, vrienden en vriendinnen hebben, en plezier maken samen. Dat lukte mij allemaal niet. En het belangrijkste misschien nog wel: Het lukte mij niet om erbij te horen. Ik was anders, maar waarom en hoe begreep ik niet. En mijn zus was voor mij het ultieme geluk. Als ik was zoals zij, als het me lukte om net als zij te zijn, zou ik er ook bij horen. Maar dat lukte me natuurlijk nooit. Dus frustratie. En omdat ik alles spiegelde aan mijn zus, was het ook mijn zus waarop ik mijn frustratie, machteloosheid en boosheid botvierde. En daar ben ik met terugwerkende kracht zacht gezegd niet trots op. Ik heb haar, maar daarmee ook mijn ouders, heel veel verdriet gedaan. En ik heb onze relatie volkomen verpest. 

 

Maar nu ik weet dat ik geboren ben met een ontwikkelingsstoornis, snap ik wel waar het vandaan kwam en nog komt. Ik snap dat meisje heel goed, dat zo hard vocht om gezien te worden. Dat kleine meisje dat niet begreep waarom ze er niet bij kon horen. Waarom ze niet hetzelfde kon als haar zus. Die toch maar weinig jaren met haar scheelde. Dat kleine meisje dat zich daardoor zo gefrustreerd en machteloos voelde en zo ver weg bij het gezin en de familie....  Die het zichzelf daar niet makkelijk mee maakte. En die niet begreep waarom zij niet was zoals de rest en waarom ze zich anders voelde. 

Ik heb met terugwerkende kracht heel veel mededogen met haar. Ik zou dat kleine meisje willen vastpakken (en dat is al heel wat voor iemand met ASS) en willen knuffelen en willen zeggen dat alles goed komt. Dat ze mag zijn wie ze is, dat het niet erg is dat ze anders is en dat ze zich geaccepteerd en gerespecteerd voelt.  

Maar ondertussen wel zonder haar zus. En ik kan uit de grond van mijn hart zeggen, dat ik mijn zus mis. Je hebt maar één biologische zus. Je hebt maar één zus die in hetzelfde gezin is groot geworden. Die met jou je ouders deelt.  

Ik heb van alles spijt. Ondanks dat ik er niet veel aan heb kunnen doen, vind ik dat ik niet alles kan gaan meten met de ASS. Het is geen excuus. Dat zou namelijk veel te kort doen aan mijn zus en mijn ouders. En dat verdienen ze niet. Ik heb wel degelijk fouten gemaakt. En voor veel verdriet gezorgd. 

Ik kan het dan niet oplossen en ik kan nog niet veel anders. Maar ik hoop door het in te zien, dat ik met meer liefde en warmte aan mijn zus ga denken. Ze is niet op de wereld om mij dwars te zitten, want zo voelde ik het. Ze is hier met mij in hetzelfde gezin opgegroeid, om mij te laten groeien. En ik kon dat niet zien. 

 

En ik weet niet, of ik onze relatie nog ooit recht kan buigen. Maar misschien moeten we het ook maar laten zoals het nu is. Daar heb jij vrede mee. 

 

~~wordt vervolgd~~