
Mijn Jeugd
Mijn wieg stond in Castricum, hoewel ik in Alkmaar ben geboren. Het was augustus, de negende, in 1966. Dat klinkt wel oud ;-) Het was eindelijk tijd om na 42 weken te komen.
De bevalling zette wel in, maar vorderde niet, waardoor mijn moeder met mij in de buik, naar het ziekenhuis is gebracht. Daar was enkel één perswee voldoende om mij geboren te laten worden. Ik was, na een kort moment heel stil te zijn geweest, goed te horen daarna. En we mochten dezelfde dag, 9 augustus dus. naar huis.
Mijn vroege jeugd kan ik me niet herinneren. Ik heb enkel losse herinneringen. Een paar. Enkele herhalende gebeurtenissen of activiteiten, maar meer niet.
Ik herinner me mijn lagere schooltijd net als de rest, in flarden en zeker geen namen. Ik voelde me nooit op mijn gemak. Ik vond het ontzettend zwaar en moeilijk om sociale contacten aan te gaan. De groepen op de lagere school overweldigden mij enorm. Wat was mijn plek, waar voelde ik me thuis, hoe deed ik dat, moest ik wel met meisjes uit de klas spelen na school, kon ik niet gewoon naar huis en naar mijn kamer?
Het enige jaar wat ik als fijn heb ervaren, is de derde klas. Dat heet nu groep 5. Ik had daar een meester die mij begreep. Tenminste, dat gevoel had ik. Meester Meeuwes Flik was de eerste en laatste meester waar ik mezelf kon zijn. Daarvoor en daarna heb ik dat nooit meer ervaren. Ik denk dat het ook dat jaar was, dat ik een vriendinnetje op school had. Ik heb tenminste foto's van Madelon de Vries die ook bij me thuis was. Ik kan me ook dat niet goed herinneren.
Wat ik ook nog weet, is dat ik erg emotioneel was op school. Ik huilde snel. Ik weet ook nog dat het was omdat ik nooit begreep wat er van me verwacht werd en in contact met kinderen snapte ik meer dan de helft niet. De vrije speelkwartieren op school waren dan ook zéker niet mijn favoriet. Ik vond het chaos, hield me afzijdig en speelde eigenlijk nooit mee buiten. Ik vond het heerlijk als ik corvee had, dan hoefde ik tenminste niet naar buiten...
Buiten school om, heb ik op ballet gezeten. Omdat het overzichtelijk was, vond ik het wel prima. Ik begreep wat er van me verwacht werd. Maar de uitvoeringen vond ik hel. Iedereen vond dat het leukste, ik niet. Ik vond het echt niet fijn. Maar je had geen keus, je moest. Ook de muzieklessen vond ik verschrikkelijk. Ik stond op dat moment in het midden van de aandacht en daar wilde ik helemaal niet zijn. Er werd alleen op mij gelet en ik werd daar bloednerveus van. Ik heb daar zo niet van genoten, niet het oefenen thuis, (mijn zus was er veel beter in, dus ik voelde me echt niet op mijn gemak) en niet de lessen bij Heleen Elling. Zo blij toen dat eindelijk voorbij was en ik uiteindelijk mocht of kon stoppen. Ik kan me niet eens meer herinneren of ik wel een keus gehad zou hebben als ik het bespreekbaar had gemaakt bij mijn ouders. Ook handbal vond ik heel moeilijk. Niet de sport op zich, maar het team. Ik wist zeker te weten dat niemand het leuk vond dat ik erbij was, ik had nooit zelfvertrouwen en was super onzeker. Daar maakte ik het mezelf (en waarschijnlijk ook het team) niet makkelijk mee. Ik vond mezelf absoluut niet waard om bij hen te horen. Ze waren vast beter af zonder mij in het team. En dus heb ik alleen maar nare herinneringen aan de tijd dat ik handbalde.
De thuissituatie was niet heel veel makkelijker. Ik voelde me anders. Altijd en overal. Ook thuis. Ik zei het ook vaak, ik ben anders, ik voel me anders, ik ben en kan niet hetzelfde als mijn zus. Maar dat werd niet opgepakt jammer genoeg. Ik kan het mijn ouders en zus ook vast niet kwalijk nemen, maar ik heb me wel onbegrepen gevoeld.
Het liefste was ik op mezelf, in mijn kamer. Ik maakte veel ruzie, met mijn moeder, mijn zus. Ik werd driftig genoemd, en kan me daarvan alleen nog een enorme machteloosheid en frustratie herinneren. Ik snapte het niet. Ik bedoelde het allemaal niet zo, maar ik kon niet anders, ik begreep echt niet wat ik verkeerd deed en verviel dan in boosheid en schreeuwen. Dat weet ik nog goed. Ik weet ook dat als ik driftig was geweest, dat ik dan mezelf voornam om nooit meer boos te zijn, nooit meer zo lelijk te doen, maar ik kon dat uiteindelijk nooit waar maken. Ik huilde dan ook veel. Waarom was het allemaal zo moeilijk. Wat kon ik doen om het mezelf makkelijker en voor de anderen leuker te maken.... Ik wist het niet. Op alles wat ik zei en wat ik uitte, kreeg ik tegenwind. En ik snapte werkelijk niet waarom. :-(
De allerfijnste plek was mijn kamer. In mijn hele jeugd. Daar kon ik mezelf zijn. Daar kon ik huilen zonder dat iemand daar tegenwind op gaf, daar kon ik mijn imaginary friends tot leven toveren en voelde ik me door hen eindelijk begrepen. Ik heb dat altijd nodig gehad als tegenwicht tegen de boze wereld. Ik wist op zich wel dat het niet kon en niet klopte, maar het was fijn ergens "mensen" te hebben, die wisten en snapten hoe ik in elkaar zat. Het waren kopieën van klasgenootjes, teamgenootjes, etcetera. Als ik ging logeren bij mijn nichtje in Roermond of Loppersum, of bij mijn tantes in den Bilt, kopieerde ik ook alles. Tot aan dialect aan toe. Zo wist ik me staande te houden. Ik miste op die momenten mijn ouders wel omdat ik dan niet meer kon vasthouden aan ritme en regelmaat, maar zoals mijn zus mijn ouders heeft gemist, op emotioneel vlak, dat begreep ik slecht. Ik voelde dat niet. Ik zag ze toch de volgende dag of over twee dagen weer.... Ik snapte niet dat je daar dan gevoel van gemis bij kon hebben. Ik heb dat nog niet.
En zo werd ook ik "vanzelf" 12/13 jaar en stond ik voor de uitdaging om de HAVO te gaan doen op het Bonhoeffercollege.
~~ wordt vervolgd ~~